DSM-5: sleutel naar goede diagnostiek en passende zorg

Interview met Docenten Theo Ingenhoven en Coen Metze

14 februari 2017
 

Coen Metze en Theo Ingenhoven

De DSM is nog steeds een toegangspoort tot de wetenschappelijke kennis die je nodig hebt voor goede diagnostiek en behandeling. Maar de DSM-5 sluit met een aantal veranderingen veel beter aan bij de praktijk dan zijn voorganger, vertellen Coen Metze en Theo Ingenhoven.


Wat draagt de DSM-5 bij aan diagnostiek en behandeling?
Coen
: ‘Diagnose en classificatie worden nogal eens op één hoop gegooid. Maar het is niet zo dat als je weet welke DSM-classificatie iemand heeft, je ook weet hoe je hem moet behandelen. Classificatie volgens de DSM-5 is wel een belangrijk onderdeel van het proces van diagnostiek. Vooral omdat die je toegang geeft tot de wetenschappelijke kennis over de veroorzakende en instandhoudende factoren die bij een stoornis betrokken zijn. Met die kennis kijk je naar het individu: wat zijn die factoren bij deze persoon en hoe kunnen we die behandelen? Zo kun je zijn unieke karakter naar voren brengen en de begeleiding en behandeling zo goed mogelijk op hem toesnijden.’
Theo: ‘Daarnaast geeft classificatie volgens de DSM-5 professionals handvatten om tot eenzelfde conclusie te komen en de terminologie om snel te kunnen communiceren over wat iemand mankeert. Dat is niet alleen handig, maar zeker ook noodzakelijk in crisissituaties. En, ook niet onbelangrijk: het vormt de basis voor ons huidige bekostigingssysteem, of we dat nou leuk vinden of niet.’
 
 
Over welke veranderingen in de DSM-5 zijn jullie enthousiast?
Coen: ‘Het grootste pluspunt vind ik dat een dimensionale benadering gehanteerd wordt. Ook is er meer aandacht voor de invloed van leeftijd, geslacht en culturele achtergrond op de stoornis. Die en andere veranderingen maken dat de DSM-5 beter aansluit bij de praktijk.’
Theo: ‘Er is natuurlijk veel actuele kennis toegevoegd. Een aantal stoornissen is beter onderbouwd, omdat er weer meer wetenschappelijke evidentie voor is. Zo is bijvoorbeeld op het terrein van autisme veel nieuws te vinden. Toch is de omvang gelijk gebleven, omdat er ook veel stoornissen zijn samengevoegd die voorheen opgesplitst waren. Dat je eerst die bredere stoornis vaststelt en daarna specificeert naar ernst en beloop, is echt een verbetering.’
 
Hoe werkt de DSM-5 in de bekostiging?
Theo: ‘Omdat de overheid werkt aan een nieuw bekostigingssysteem, worden de huidige DBC’s niet aangepast aan de DSM-5, maar wordt er de komende tijd gewerkt met een conversiesysteem. Concreet betekent dat dat je je classificaties aanlevert volgens de DSM-5 en dat de ICT ze omzet naar de DSM-IV. Dat geeft nu nog allerlei aanpassingsproblemen en verwarring, maar daar wordt aan gewerkt. En je komt er prima uit als je snapt wat er vernieuwd is. Als je je even verdiept in wat er veranderd is, dan went het snel.’

Wil je je verder professionaliseren op het gebied van de DSM-5?
 
* Coen Metze is Gz-psycholoog en docent/trainer, onder andere op het gebied van diagnostiek. Theo Ingenhoven is psychiater/psychotherapeut en docent op het gebied van persoonlijkheidsstoornissen. Hij was bovendien betrokken bij de Nederlandse vertaling en de implementatie van de DSM-5 in Nederland.