Hoofdopleiderschap
In 2007 werd Colijn hoofdopleider, een plek die hij overnam toen zijn voorganger, Wim Trijsburg, overleed. ‘Op dat moment waren we bezig met het construeren van een nieuwe opleiding. Er moest van alles. Wim had al een eerste schets gemaakt en ik mocht zijn werk voortzetten. Er kwam vervolgens een fantastisch stabiele curriculumcommissie, echt topvakgenoten.’
Deze groep had als doel om alle ontwikkelingen binnen de psychotherapie, de verschillende initiatieven en stromingen, met elkaar in verband te brengen om zo tot een stevige vorm van psychotherapie te komen. ‘In de commissie konden we hier volop over discussiëren. Ik ben er ook trots op dat ik een flinke rol heb mogen spelen in het neerzetten van de beweging richting integratie van psychotherapie in Nederland. In die zin had ik het geluk op het kruispunt te staan van de ontwikkelingen die er op dat moment gaande waren.’
Behandelaar als instrument
In zijn tijd als hoofdopleider zag Colijn bevestigd dat in de opleiding de kracht van de opleidingsgroep heel belangrijk is. ‘Psychotherapeuten in opleiding zijn in hun lesgroep aangewezen op elkaar, ze leren veel van elkaar. Daarbij faciliteren de docenten het leerproces en moeten zij ook ingrijpen als er fouten gemaakt worden.’
Bij psychotherapie is de behandelaar vaak zelf het instrument, daarom moet je in je opleiding ook veel over jezelf leren, vertelt Colijn. ‘Dat kan alleen in een veilige groep, waar mensen kritische feedback durven te geven. Daar leer je veel van. En je komt tijdelijk in een omgeving terecht die uniek is voor het verdere leven en je loopbaan, waar je vertrouwd in bent en waar je dingen over jezelf hoort en leert.’
Oogkleppen op
Als hij nadenkt over wat hij zijn vakgenoten wil meegeven, dan schiet hem meteen iets binnen. Colijn: ‘Ik ben niet zo van specifieke therapievormen. Je ziet dat als een therapievorm populair wordt, vervolgens iedereen die opleiding gaat volgen. Ook ggz-instellingen doen hieraan mee. Managers willen meteen dat iedereen de behandelvorm moet gaan toepassen.’
Het kan ook waardevol zijn, want je wordt ook goed in die behandelvorm, erkent Colijn. ‘Maar het is ook een valkuil, want je vindt de rest niet goed genoeg meer. De kunst is om op een kritische manier open te blijven staan voor andere dingen.’ Colijn ziet namelijk ook dat trends en populaire behandelvormen in het begin van hun ontwikkeling de hoogste effectgrootte halen. ‘Het lijkt alsof het meer effect heeft dan de vormen die er al waren. Maar hoe meer onderzoek er komt, hoe meer je ziet dat het effect langzaam weer daalt en uiteindelijk belandt bij het gemiddelde effect, zoals de andere behandelvormen.’ Kortom: ‘Blijf geïnteresseerd en vergeet daarnaast niet dat je ook wetenschappelijk kritisch moet blijven.’
Dilemma’s van ggz
Vraag je hem naar de toekomst, dan vertelt Colijn over de zorgen die hij heeft. ‘Het grote dilemma in de ggz is natuurlijk de toenemende vraag en de stijgende kosten. Een van de grote vragen is dan ook: hoe gaan we om met de eindigheid van het pakket dat we kunnen aanbieden. Dus: wie moeten je patiënten zijn?’
‘Gaat de bulk van onze kennis, vaardigheden en competenties wel naar de mensen die dit het hardst nodig hebben? Het is op dit moment vrij makkelijk om een praktijk te starten en een bepaalde groep patiënten te behandelen, maar daarmee laat je ook een grote groep lopen. Die belanden in de grote instellingen. Hoe krijgen we de beste behandeling bij de patiënten die dit het hardst nodig hebben? Daar moeten we als professionals zelf iets mee, anders laten we het over aan de managers met financiële motieven of de politiek.’
Voor zijn afscheidssymposium dat op 31 mei plaatsvindt, stelde Colijn de sprekers die hij uitnodigde de vraag: welke thema’s in psychotherapie vind jij belangrijk, waarom en hoe moet dat geleerd worden in opleidingen? ‘Je kan een opleiding zien als een stapeling van dingen die de studenten moeten doen. Als een blokkendoos die vol is met deskundigheid. Maar ik zeg altijd: het moet geen blokkendoos zijn, maar een kralenketting.’ Je moet geen losse dingen leren in blokken, maar in opbouw en samenhang met elkaar, vindt Colijn. ‘Hoe nemen we de opleidingsdeelnemers mee, waardoor we niet alleen kennis en vaardigheden stapelen, maar ze de kans bieden om zich te ontwikkelen? Daar draait het om.’