Ggz-professionals opleiden – hoe doe je dat? En hoe zorg je ervoor dat praktijkopleiders binnen de instelling hun werk goed kunnen doen? ‘Opleidelingen zijn gebaat bij een begeleidingsteam bestaande uit professionals die kritisch meedenken en van de gebaande paden durven af te gaan’, zegt Kriens. ‘Het leerproces van deelnemers start wanneer zij gestimuleerd worden om juist datgene te doen dat zij spannend vinden.’
Opleiders kunnen dit sturen door geen genoegen te nemen met simpele leerdoelen en deelnemers aan te moedigen om ook andere, meer onbekende, type cliënten op te zoeken. Kriens’ focus is daarom voor een groot deel intern gericht: ‘Als ik opleiders wil die, in het belang van het leerproces van de deelnemers, het uiterste uit de opleiding halen, moet ik ze daarin faciliteren. Door hen goed op te leiden bijvoorbeeld én door voldoende informatie en tijd te bieden om deelnemers goed te kunnen begeleiden.’
Over het nut van regionale samenwerkingsverbanden: ‘Buiten de comfortzone start het leerproces’
Interview met Sanne Kriens
Regionale samenwerkingsverbanden tussen verschillende praktijkopleidingsinstellingen zijn goed voor de kwaliteit van het praktijkonderwijs en bieden bovendien mogelijk een oplossing voor het groeiende tekort aan ggz-professionals in de verschillende sectoren, zegt Sanne Kriens. Kriens is als P-opleider verantwoordelijk voor de BIG-praktijkopleidingen binnen HSK en – sinds kort – Mentaal Beter. In dit artikel deelt zij haar visie op het belang van samenwerkingsverbanden voor de toekomst van de ggz.
‘Het gaat erom dat deelnemers gestimuleerd worden om nieuwe leerervaringen op te zoeken, liefst in een heel andere sector’
Sanne Kriens
Proeftuinen
In 2018 is TOP Opleidingsplaatsen het project Proeftuinen gestart om opleidingsplaatsen voor de opleiding tot Gz-psycholoog toe te wijzen aan samenwerkingsverbanden van praktijkopleidingsinstellingen. Doel van deze proeftuinen is om enerzijds de ontwikkeling van de professional in opleiding te stimuleren en anderzijds de samenwerking en gezamenlijke visie op opleiden binnen de regio te stimuleren.Inmiddels is het project Proeftuinen de onderzoeksfase voorbij en wordt voortaan gesproken over regionale samenwerkingsverbanden. ‘Regionale samenwerkingsverbanden bestaan uit minstens vier erkende praktijkinstellingen uit diverse sectoren die samen zorgdragen voor de opleiding van ten minste acht PIOGS. Vereist is ook dat het samenwerkingsverband op bestuurlijk niveau gedragen wordt’, legt Kriens uit.
Betrokken instellingen moeten soms snel schakelen om aan de veranderende eisen te kunnen blijven voldoen, maar belangrijker vindt Kriens dat de regionale samenwerkingsverbanden positief worden geëvalueerd. ‘Regionale samenwerkingsverbanden vragen om een goede, gestructureerde organisatie, waarbinnen de verschillende instellingen gelijke doelstellingen nastreven, elkaar daarin vertrouwen en tegelijkertijd durven controleren als dat nodig is. De uitwisseling biedt PIOG’s kansen voor hun professionele ontwikkeling, maar ook voor de praktijkopleiders. Er vindt veel informatie-uitwisseling plaats, waardoor je als opleider hoort welke eisen en uitdagingen in andere sectoren spelen en hoe daarmee wordt omgegaan’, aldus Kriens.
‘Regionale samenwerkingsverbanden vragen om een goede, gestructureerde organisatie, waarbinnen de verschillende instellingen gelijke doelstellingen nastreven, elkaar daarin vertrouwen en tegelijkertijd durven controleren als dat nodig is’
Sanne Kriens
Samen kwaliteit verzekeren in uitdagende toekomst
In samenwerking met praktijkopleidingsinstellingen die aan alle eisen voldoen om zelfstandig op te leiden, kunnen kleinere praktijkopleidingsinstellingen die niet aan alle eisen voldoen, ook opleiden. ‘Dit biedt de praktijk de mogelijkheid om meer – of in ieder geval breder – opleidingsplekken te faciliteren’, zegt Kriens. ‘Ook kan de onderlinge uitwisseling van expertise een oplossing zijn voor het dreigende tekort aan professionals in instellingen, die nodig zijn voor het opleiden van nieuwe BIG-professionals.’ Momenteel wordt er gewerkt aan een nieuwe beroepenstructuur, waarin het huidige basisberoep van psychotherapeut en het specialisme van klinisch psycholoog samengaan in het nieuwe specialisme van klinisch psycholoog-psychotherapeut. Kriens: ‘Ook dat kan voordelig zijn. Hoe dat er precies uit gaat zien, is nog niet duidelijk; de ontwikkelingen binnen het programma Beroepenstructuur Psychologische Zorg zijn nog in volle gang.’Duidelijk is volgens Kriens wel dat alle termen en titels binnen de psychologie té divers zijn en niet meer in het belang van de cliënt. ‘Er is veel gaande in de ggz. Juist omdat het werkveld zo diffuus is, is het moeilijk om een gezamenlijk statement te maken. Er spelen te veel verschillende belangen. Gelukkig wordt er binnen parallelle programma’s zoals de beroepenstructuur en het Programma APV hard gewerkt om uitdagingen op te lossen en de BIG-opleidingen zo vorm te geven dat deze flexibele kunnen meebewegen met de veranderende samenleving.’